Interview met Colla Bemelmans over zijn boekje “Ouw leedjes vuur noe”

Colla Bemelmans: “Mijn boekje is ook een eerbetoon aan Veldeke.”

We spreken Colla Bemelmans (Nuth, 1939) over zijn nieuwe boekje “Ouw leedjes vuur noe”. Daarin staan vertalingen van het Hooglied en Psalmen uit de Bijbel in het Nuths. Colla schreef die teksten in opdracht van Veldeke Limburg. En daar is hij Veldeke zeer erkentelijk voor. Een aantal jaren geleden (1995) won hij de Veldeke Literatuurprijs, waardoor hij bekendheid kreeg in heel Limburg en overal mocht optreden. Maar de opdracht van Veldeke om naar eigen inzicht iets te schrijven in het dialect, was minstens even eervol, volgens Colla. De enige voorwaarde was dat het iets moest zijn dat Veldeke nog nooit gedaan had. Verder mocht hij helemaal zelf uitmaken waar het over zou gaan. Dat is een teken van vertrouwen dat hem goed heeft gedaan. Dat hij uiteindelijk voor Bijbelteksten heeft gekozen heeft niet eens zoveel te maken met zijn opleiding als theoloog maar meer met zijn bewondering voor die oude teksten die nog altijd verhalen vertellen waar de mensen iets aan kunnen hebben. “Het gaat er niet om of alles wel waar is wat in de Bijbel staat”, zegt Colla, “het gaat erom of het een mooi verhaal is.”

Gif tegen de kerk

Als we ’s ochtends om elf uur aanbellen bij Colla Bemelmans in Nuth, begint de klok van de dorpskerk net te slaan. Colla woont recht tegenover de kerk en als hij de deur open doet kan hij daar niet omheen kijken. Maar dat wil niet zeggendat hij die kerk in alles wil volgen. Sterker nog: hij noemt zijn boekje met hooglied en psalmen ook een stukje gif tegen de kerk. Gif vooral tegen de dogmatiek van de kerk, die geen ruimte laat voor twijfel of interpretatie. “Het kan toch niet zo zijn dat ze Jezus in een kastje opsluiten, maar dat is wel wat ze doen. Jezus is in de kerk en niet in de bomen”, zo vat hij de opstelling van de kerk samen. En de psalmen van Colla verzetten zich met alle mogelijke woorden daartegen. Ze zitten vol bewondering voor de teksten uit de Bijbel maar ook vol ironie.

Theologie in Bonn

We komen te spreken over hoe het allemaal begonnen is. Colla heeft theologie gestudeerd in Bonn. Zijn motivatie om naar Bonn te gaan was eenvoudig: dat was dichter bij als Nijmegen. Zijn motief om theologie te studeren lag iets ingewikkelder. Hij had van huis uit en door zijn middelbare school op Rolduc natuurlijk wel een en ander meegekregen over het geloof. En in die tijd was hij nog van plan om priester te worden. Nadat hij na zijn examen op Rolduc een half jaar met een vriende al liftend door Europa had gezworven, werd het tijd eens iets te gaan doen. Dat zou werk moeten zijn waarmee hij iets kon betekenen voor de maatschappij en voor de mensen. Theologie leek hem toen een goede keuze. Vroeger kon je dat alleen studeren als je ook pater of priester wilde worden. Maar in die tijd werd het ook mogelijk als leek aan die studie te beginnen. In Bonn waren bij theologie ook verschillende vrouwen ingeschreven, die door de mannelijke studenten ook wel “Päpstinne” genoemd werden.

Onderwijs in Sittard

Na zijn studie is Colla in het onderwijs en het vormingswerk terecht gekomen. Bij een sollicitatie in Maastricht wilden ze hem wel hebben maar dan moets hij wel een boordje omdoen. Voor zijn verweer “Hoezo boordje, ik ben geen priester, ik ben leek”, was men niet gevoelig: geen boordje, geen baan. Hij was indertijd een van de eerste leken op zijn vakgebied. In Sittard was men minder scrupuleus. In het vormingswerk, bij Mater Amabilis zoals dat indertijd genoemd werd, gaf hij godsdienst en maatschappijleer aan meisjes die bij Philips of Rosita aan de lopende band werkten. Pogingen om hun wereld te verbeteren werden niet altijd in dank afgenomen: toen hij eens had bewerkstelligd dat die meisjes betere arbeidsomstandigheden kregen, ging hun productiviteit en dus ook hun loon erop achteruit. Toen kwamen ze aan Colla vragen of hij wel goed wijs was. Dat was nou ook weer niet de bedoeling. Via het vormingswerk kwam hij bij de mulo en ook daar voor godsdienst en maatschappijleer. Dat werk heeft hij bijna veertig jaar gedaan. En altijd zonder boeken, altijd verhalen vertellend.

Poëzie

Colla heeft vanaf zijn zeventiende al gedichten geschreven. Maar in eerste instantie enkel in het Nederlands en niet in het plat. De taal van zijn dorp Nuth kwam pas in beeld toen hij in aanraking kwam met de dialectvereniging Veldeke. Hij las wat andere dialectschrijvers publiceerden in de bundels die Veldeke indertijd uitgaf en dacht bij zichzelf: “Daar staat me toch een hoop rotzooi bij.” Toen is hij zelf gaan proberen in het plat te schrijven en via Veldeke is hij daarmee ook bekend geworden. Inmiddels heeft hij heel wat teksten, verhalen en gedichten gepubliceerd, in bundels en boeken, waaronder ook kinderboeken. Veldeke eerde hem daarvoor al eerder met de Veldeke Literatuurprijs. En nu is daar dan de bundel “Ouw leedjes vuur noe.” En het is een prachtig boekje geworden. Mooi uitgegeven en geïllustreerd met schilderijen van Wim van Ratingen. De inhoud bestaat uit twee delen: een vertaling van het Hooglied uit de Bijbel en vijftig psalmen in het Nuths. Bij het Hooglied heeft Colla zich vrij precies aan de originele tekst gehouden. Maar in de psalmen heeft hij zich meer vrijheid en spiritualiteit veroorloofd. En dat levert prachtige staaltjes van dichtkunst en inspirerende gedachten op.

Het Hooglied

“Het Hooglied is eigenlijk gewoon een liefdesliedje”, zegt Colla. Vroeger werd het ook gespeeld op bruiloften. Het heeft nogal een naam vanwege expliciet erotische passages, al klinken die nu misschien ietwat gedateerd. “Je borsten zijn als twee jongen van een hert”, en zo. Maar vroeger was dat iets. De naam God komt in het hele lied niet voor. Dat was ook al vreemd voor de Bijbel. Toen hebben de Joden ervan gemaakt: het gaat over Jahweh en het Joodse volk. En later heeft de kerk weer ervan gemaakt: het gaat over Jezus en de kerk. Zo kon het toch in de Bijbel worden ingepast maar echt veel gelezen of voorgelezen werd het Hooglied toch niet. In het Nuths dialect krijgt het Hooglied dan weer een bijzonderder klank dan in de statige vertaling van de Statenbijbel. Colla heeft zijn best gedaan de tekst begrijpelijk te maken voor de huidige tijd. “Mijn ingewanden gingen tekeer van liefde” wordt in zijn vertaling “Ich razel van de vlinders in miene boek”. En “Hij zoende mij met kussen zijner lippen, kuste hij me maar” wordt “Puen mich, puen mich vol op de mónd”. Zo wordt “ ’t Hoeëgste leedje” toch nog een genot om te lezen en kan men nog wat inspiratie opdoen bij het vinden van complimenteuze liefdeswoordjes.

50 Psalmen

Zoals gezegd: bij de vertaling vaan de Psalmen komt Colla pas echt los. Bij sommige psalmen zijn de oorspronkelijke teksten nog wel te herkennen. Zo worden “Harp en luit, trom en fluit” van Psalm 150 in de vertaling “mit Bach en Elton John, ’n triangel en ’n dieke tróm”. Maar in andere dichtregels hebben de psalmen hooguit als inspiratiebron gediend, wat ondermeer terugkomt in de vaak gebruikte aanspreektitel “Heer…” in het begin van een tekst. Dat levert mooie inzichten op in de manier waarop Colla tegen God, geloof en kerk aankijkt. Maar meer nog inzichten waar de mens van tegenwoordig zich aan kan spiegelen als het om de vragen van het leven gaat. Dat is ook wat Colla wil: “Ik blijf toch een schoolmeester, hé. Ik schrijf niet alleen voor mezelf. Ik wil ook dat de mensen er iets aan hebben.” En toen zijn uitgever zei: “Wat een mooi boek, dat grijpt me bij de strot”, wist Colla dat hij iets van waarde had gemaakt. Alleen was het soms moeilijk te voorkomen dat je als lezer veel achtergrondkennis van de Bijbel nodig hebt. “Wat moet ik met die Makkabeeën? Wat zijn Makkabeeën?”

Verhalen zijn waar

Colla had van Veldeke desnoods drie jaar de tijd gekregen om zijn tekst te voltooien. Dat het uiteindelijk niet meer dan een jaar geduurd heeft, hebben we te danken aan zijn achterkleinkind. Toen hij een jaar lang vijf of zes dagen in de week moest oppassen, werd hij als vanzelf in een bepaald ritme gedwongen. Als het kindje naar bed ging om te slapen, kon hij zich aan het schrijven zetten. Omdat het nog heel klein was, sliep dat het merendeel van de dag. Zo is het gekomen. Dat heeft ons een paar prachtige verhalen opgeleverd. En om die verhalen gaat het bij Colla. Dan is het niet belangrijk of die verhalen allemaal precies waar zijn. Of het nu om de Bijbel gaat of om de sprookjes van Andersen. Roodkapje en Hans en Grietje zijn ook allemaal waar. “Alleen speelde het niet in het Wijnandsraderbos, hé. Maar het is wel een mooi verhaal om te zeggen: kindjes, ga niet alleen het bos in. Mooie verhalen die best iets te zeggen hebben, maar niet natuurkundig waar zijn. De Bijbel is geen natuurkundeboek.”

Maastricht, 15 mei 2017, Bèr Brounts
Foto’s: Emily Brounts

Ouw leedjes vuur noe van Colla Bemelmans
Uitgeverij TIC, 2017
Taal: Nuths
Met schilderijen van Wim van Ratingen
ISBN: 978-94-91561-77-1
Prijs: 14,90
Verkrijgbaar in alle winkels met LiLiLi-Licentie en via http://www.ticshop.nl