Bas Vissers vertelt over zijn boekje “100 Wäörd veur óg oetgelag”

Op een mooie zondagmorgen begon ik ooit met het schrijven van een verklaring van het woordje aek. En voor ik het wist had ik er een nieuwe hobby bij: het uitzoeken waar onze typische dialectwoorden vandaan komen. Een paar conclusies kan ik wel trekken: veel woorden zijn onomatopeeën, klanknabootsingen. Zo als het geluid van de ‘smik’ op de grond aanhoort, zo hebben ze het woordje ook genoemd. Andere niet-dialect voorbeelden zijn ’tik-tak-klok’ of ‘ding-dong-bel”  Of zoals sommigen tafeltennissen ‘ping-pongen’ noemen. Dat geldt niet alleen voor ‘smik’ maar ook voor ‘näöle’ (de klank ‘ao’ wordt waargenomen als zeurderig), ‘käöke’ (het geluid van het kokhalzen komt overeen mèt ‘käök’) en het woord ‘däölke’ dat eigenlijk kleine kauw betekent is oorspronkelijk ontstaan als een klanknabootsing van het woord ’taha’ het geluid van de kauw. In het Duits is dat woord geëvolueerd naar Dohle. En dat betekent dus kauw.

Ook is me duidelijk geworden dat het vooral om woorden gaat die erg dicht bij ons staan: het hele gewone huis tuin en keuken-vocabulaire doet het goed in ons dialect. Maar ook woorden doe uit het schimmige circuit komen hebben in ons dialect aansluiting gevonden: denk bijvoorbeeld aan ‘schiks’  of ‘mammejeie’. Verhullende woorden die je alleen op fluisterton durft te bezigen, zoals ‘vot’ bijvoorbeeld. Soms is de uitleg lang: dat heeft natuurlijk te maken met de complexiteit van een woord, zoals bijvoorbeeld ‘kielpe’. Maar andere woorden, daar had je maar 3 regels voor nodig. Bij ‘gietsig’ was ik zo klaar.

Wat ook een conclusie is: dat het eigenlijk niet allemaal “typische” Venlose woorden zijn: de meeste woorden worden in groot-Venlo en zelfs misschien wel Noord Limburg gesproken. En soms zelfs tref je woorden aan in dialecten in Noord Nederland. ‘Näöle’ is bijvoorbeeld geen typisch Venloos woord, al denkt iedereen van wel. Het wordt eigenlijk in heel Oost-Nederland gebruikt: daar hoor je wel eens ‘nuilen’ dan weer hebben ze het over ‘neulen’ of ‘nuilderen’. Maar het staat (helaas) niet in Van Dale.  Wat wel typisch Venloos is, dat is ons woordje ‘kleppe’. Dat gebruikt men nergens in de betekenis die wij eraan geven.

Waar ik echte versteld van stond is dat er zoveel talen bij elkaar komen in ons Venloos: Noors, Oudnoors, Zweeds, Oudzweeds, Duits, Oudhoogduits, Frans, Oudfrans, Latijn, Russisch, Kerkslavisch, Engels. En dan heb ik nog lang niet alles genoemd. Ons dialect is eigenlijk een knooppunt van talen, waar al deze talen elkaar ontmoeten en beïnvloeden. Dat is ook een heel aparte gewaarwording nadat ik dit boekje heb gemaakt.

Ik ben er zelf erg veel wijzer van geworden: je leert niet alleen wat meer over je (moeder-)taal, maar ook over zoveel meer. Je maakt een reis door de tijd, je komt talen tegen die je niet kende maar waar je toch van begrijpt dat die naar ons dialect zijn doorgestroomd. Natuurlijk, ik wist al wel het een en ander over taal, maar dit onderwerp, daar kun je vuistdikke boeken over blijven schrijven. Wie weet ga ik dat nog wel eens doen ook. Echter, voor het moment geniet ik even van alle leuke aandacht die ik krijg. Iedereen vindt het geweldig. De burgemeester nam het eerste exemplaar in ontvangst. Via Facebook en andere sociale media krijg ik een stortvloed aan berichtjes, zelfs van mensen die ik al een hele tijd uit het oog was verloren: oud-leerlingen uit Zeist of Terneuzen benaderen mij hoe ze het boekje kunnen bestellen. En dat is erg leuk!

Het werk heeft echter ook een fase gekend die ik vervloekt heb: de lay-outfase. Samen met mijn grafische steun en toeverlaat Marc Overes (ja, dat is de man die nu ook de lay-out van de Kroedwis verzorgt (het verenigingsblad van de Veldeke Kring Venlo) hebben we wat sessies doorgemaakt: bij 36 graden achter die computer en puntjes toevoegen, schuin drukken wat recht was, spaties toevoegen of wegnemen, lettertypes controleren, kantlijnen toepassen, illustraties invoegen en dan ineens er achter komen dat de tekst 6 woorden te lang is voor die bladzijde. In deze eerste sessie haalden we er nog eventjes gauw 954 foutjes/veranderingen uit. Daarna weer uitprinten en dan nog eens 300 wijzigingen. Je wordt er mismoedig van. Maar de derde sessie zagen we toch nog maar een handvol foutjes en toen we die eruit gehaald hadden dachten we: nu staat het er. Natuurlijk, er zal best nog wel een foutje in zitten, maar dat is dan maar zo.

In ieder geval, het werk is gedaan, nu ben ik uitgezwoegd. Mensen die zeggen dat ‘paolingstein’ er niet in staat, die moet ik inderdaad gelijk geven: ik heb namelijk geen flauw idee hoe dat bij ons terecht is gekomen en heb nog niet één verklaring gehoord/gelezen waar ik wat mee kan. Als iemand het weet, laat het me weten!. Hoe dan ook, wilt u het boekje 100 Wäörd veur óg oetgelag ook hebben, haast u dan want we hebben er (maar) 1000 laten drukken. Het is te koop bij Koops in de stad, bij de diverse vestigingen van Benders in Venlo en Blerick, bij de Primera en bij de webwinkel van Innobis. Ik wens u veel leesplezier!

Bas Vissers