Column van Toon: Puddingvlaaivla
Afgelopen september ontving ik uit handen van degenen die me de wondere wereld van de taal hebben binnengesleept, mijn diploma waarmee ik bevoegd als docent Nederlands voor de klas mag staan. Dat papiertje, de vergulde trofee voor nachtenlange studiestress, kreeg ik niet voor niets. Er gingen vier jaren van gezwoeg in de schoolbanken aan vooraf, ook op gebieden die je van tevoren niet zou verwachten. Het werd me almaar duidelijker: de liefde voor taal krijg je niet cadeau.
Zo staat me een presentatie bij die ik samen met een aantal studiegenoten moest houden. Verplicht onderwerp was ‘taalvariatie’ – en hoe we dat verder inrichtten, was aan ons. Wij besloten tot een presentatie over de verschillen tussen het algemeen geaccepteerd Nederlands (de taal van het journaal) en het ‘Limburgs’. Strekking van ons verhaal was dat het Limburgs op zichzelf niet bestaat en dat het ABN niet meer is dan een even ordinair dialect als het Limburgs of Fries. Om die boodschap niet al te droog te verkondigen, kleedden we de presentatie aan met allerhande interactiemomenten met ons publiek, dat bestond uit de rest van de klas en een aantal van onze docenten.
‘Hollanders,’ zei ik grofweg halverwege de presentatie met een overdreven bekakt accent, ‘hebben over het algemeen nogal moeite met het uit elkaar houden van vla en onze Limburgse vlaai.’
‘Ja,’ ging mijn studiegenoot in hetzelfde Ken-van-Barbie-accent verder, ‘terwijl er toch een wereld van verschil zit tussen vla,’ hij haalde een pak vanillevla uit de tas die voor ons stond, ‘en vlaai.’ Tot hilariteit van ons publiek toverde hij nu ook een halve abrikozenvlaai uit de tas.
‘En dan is er ook nog zoiets als pudding,’ vertelde ik, en ook dat werd geïllustreerd met een levensechte chipolatapudding. ‘Het lijkt op vla maar toch ook weer niet.’
‘We hebben de basis inmiddels wel onder de knie, dus het is tijd om de taalkundige diepte in te duiken. Er bestaat namelijk ook nog zoiets als puddingvlaai.’ Mijn presentatiepartner trok de pudding uit de verpakking en smeet hem op de halve vlaai. Achterin sloeg een van onze docenten zijn handen voor zijn ogen en zuchtte, net hoorbaar boven het gegniffel van onze klasgenoten uit.
‘Om het helemaal ingewikkeld te maken, kunnen we van deze puddingvlaai ook weer vla maken,’ zei ik, en goot het halve pak vanillevla over de reeds aangerichte bende. ‘Kijk, puddingvlaaivla.’
‘Jongens,’ zei onze docent van achter in het lokaal, ‘het is nu wel leuk geweest. Hervat het serieuze gedeelte, alsjeblieft.’ Zoals ik al schreef: het diploma tot leraar Nederlands krijg je niet voor niets. Ik heb ervoor gezwoegd op allerlei terreinen, ook op gebieden waarvan je niet zou verwachten dat ze erbij horen. Je moet er bijvoorbeeld een echte culinaire superheld voor zijn. Pudding, vla en vlaai: de heilige drie-eenheid in de Limburgse keuken.