Convenant tussen Nedersaksisch en Rijksoverheid

Vertegenwoordigers van het Nedersaksisch en de minister van Binnenlandse Zaken hebben op 10 oktober jl. een convenant ondertekend waarin de Nedersaksische taal door de Nederlandse overheid erkend wordt als “een verrijking van het Nederlands erfgoed” en als belangrijk voor de eigen cultuur en identiteit van de gebruikers. Het Nedersaksisch wordt gesproken in de Oostelijke en Noordelijke provincies van Nederland, vanaf Gelderland tot in Groningen en zelfs nog in een klein stukje van Friesland. Net als het Limburgs is het Nedersaksisch al eerder erkend als zelfstandige regionale taal volgens het Europees Handvest Deel 2. In Nederland heeft alleen het Fries een hogere erkenning als regionale taal, namelijk volgens Deel 3 van datzelfde Handvest. Erkenning volgens Deel 3 houdt in dat die taal ook recht heeft om in het onderwijs en in de rechtspraak gebruikt te worden en daarnaast mag rekenen op substantiële financiële ondersteuning door het Rijk.

Consequenties van het convenant

Met de ondertekening van dit convenant verandert er in de erkenning volgens het Europees Handvest dus niets. Het convenant heeft ook geen consequenties voor de rechten of de financiële ondersteuning van het Nedersaksisch. Maar de vertegenwoordigers van die taal tonen zich trots dat hun taal nu ook door de Nederlandse overheid officieel erkend wordt en verwachten dat de samenwerking met Den Haag positief zal uitwerken op het bevorderen van het gebruik van hun taal. Over de portee en de consequenties van het convenant is inmiddels wel een discussie gaande. In een artikel in het blad Binnenlands Bestuur wordt in feite klip en klaar gesteld dat het convenant niet wil zeggen dat het Nedersaksisch nu volledig als zelfstandige taal wordt erkend, zoals dat met het Fries het geval is, en dat er dus ook niet gerekend mag worden op meer financiën.

Onderdeel van de taalsystematiek binnen Nederland

Wel staat in het convenant een nogal cryptische passage waarin sprake is van “wezenlijk, volwaardig zelfstandig onderdeel van de taalsystematiek binnen Nederland”. Hier speelt op de achtergrond een discussie die al enige tijd gevoerd wordt binnen de Nederlandse Taalunie. De Taalunie was lange tijd geneigd om de Nederlandse streektalen zoals het Nedersaksisch en het Limburgs te beschouwen als varianten of dialecten van het Nederlands, terwijl beide talen in feite een heel andere oorsprong hebben. Tijdens een congres begin dit jaar zijn de posities nog eens heel duidelijk tegenover elkaar geplaatst en hebben diverse taalkundigen namens de streektalen aangegeven dat Limburgs en Nedersaksisch geen onderdeel zijn van de Nederlandse taal maar zelfstandige talen. We hebben daar op deze website eerder over gepubliceerd, wat u hier kunt nalezen. Bij het opstellen van het convenant is blijkbaar gedacht dat als het Nedersaksisch geen onderdeel van het Nederlands kan zijn, dan maken we het onderdeel van de Nederlandse taalsystematiek, wat dat dan ook mag zijn.

Geen nieuwe verplichtingen

Wat precies de gevolgen zullen zijn van het ondertekenen van het convenant blijft onduidelijk. In de toelichting bij de tekst wordt vermeld: “Het convenant is nadrukkelijk niet gericht op de totstandkoming van nieuwe verplichtingen”. Dat biedt weinig hoop op meer financiële steun. De krant Tubantia, die in Enschede en Hengelo verschijnt en dus midden in het Nedersaksisch taalgebied, denkt dat er toch wel wat te halen valt in Den Haag en zet als kop boven een artikel “Nu ook knip trekken”. We zullen zien. Dat in het convenant tot twee keer toe expliciet vermeld staat dat bij het opstellen ervan “niet deel III van het (Europees) Handvest als vertrekpunt wordt genomen” wekt de verdenking dat Den Haag zich hiermee ook wil indekken tegen claims die uit een eventuele erkenning volgens dat Deel 3 zouden kunnen voortvloeien.  Voor de volledige tekst van het convenant kunt u hier klikken.