Dé Limburger bestaat niet (of toch wel?)
Op zondag 17 december vond in het Limburgs Museum in Venlo een publieksdag plaats rond de expositie Het DNA van Limburg. Op het eerste oog leverden de voordrachten en discussies op die dag niet zo veel nieuwe inzichten op. Alles leidde naar de conclusie dat dé Limburger niet bestaat. En ook de hele expositie die in het museum nog tot in mei te zien is, tracht dat duidelijk te maken. Letterlijk, door aan te tonen dat in het DNA van bekende Limburgers sporen zijn terug te vinden van genen van over de hele wereld. En ook figuurlijk, door je voor de keuze te plaatsen wat nou een echte Limburger maakt: en dan vind je vanzelf uit dat daar geen consequent antwoord op te geven valt.
Maar toch: dagvoorzitter Petra Stienen stelde de hele dag door aan iedereen de vraag: “Hoe Limburgs voel je je?” En daar kwamen heel verschillende antwoorden op. Enkele jonge artiesten die optraden hadden hun les goed geleerd: “Ik voel me mens” zei de een en “Ik voel me een levend wezen op deze planeet” zei een ander. Maar zo eenvoudig was dat niet voor iedereen. Verschillende sprekers gaven aan dat zij zich vooral Limburger voelden toen ze in de Randstad kwamen te werken of te wonen. Want daar word je constant met je neus gedrukt op je Limburgerschap, omdat ze vinden dat je met een “dom” accent praat bijvoorbeeld.
En daarmee zaten we meteen midden in de discussie tussen identiteit en imago. Want je kunt zelf wel vinden dat je geen Limburger maar een wereldburger bent, als anderen je telkens weer in het hokje “Limburger” duwen dan zal je daar toch op de een of andere manier mee om moeten gaan. Sommige Limburgers leren hun accent af en gaan met een scherpe G praten; dat is nog de gemakkelijkste oplossing. Anderen kruipen terug in hun schulp en hebben geen goed woord meer over voor Hollanders (het zogenaamde Calimero-syndroom). Maar als we sommige sprekers op de publieksdag mogen geloven dan gaat daar verandering in komen. Limburgers leren langzaam aan dat ze niet meer afhankelijk hoeven te zijn van wat ze in de Randstad van ons vinden. En dat er reden genoeg is om trots te zijn op Limburg en daar met zelfvertrouwen voor uit te komen, wat anderen er ook over zeggen.
Gedeputeerde Ger Koopmans was een van de sprekers op de publieksdag. Hem werd gevraagd of hij het geen probleem vond dat zoveel hoogopgeleide jongeren hun heil buiten de provinciegrens zoeken. Maar Koopmans zag dat niet zozeer als een probleem als wel als de natuurlijke neiging van de jeugd om hun eigen weg te zoeken door weg te trekken bij hun ouders. Dat speelt niet alleen in Limburg maar overal, zei hij. En wie weet komen ze later ook weer terug naar hun geboortegrond. Aan Koopmans zal het niet liggen. Gevraagd naar zijn advies voor de provincie Limburgs was zijn antwoord “D’raan, d’rop en d’reuver” (eraan, erop en erover). Over zelfvertrouwen gesproken.
Het mooist werd het thema van identiteit en imago nog uitgedrukt in een korte toneelvoorstelling van Lana Nasser. Zij is de dochter van een Palestijnse vader en een Jordaanse moeder. Daarbij heeft ze een Amerikaans paspoort en woont ze nu in Venlo. Je zou van minder identiteitsproblemen krijgen. Maar Lana weet hoe je op een creatieve manier met al die identiteiten kunt omgaan zonder jezelf te verliezen. Haar conclusie was dan ook: “Wie ben ik, wie ben jij? Zoek het uit! Maar maak er geen ruzie over.”