Over de samenstelling van het Heëlesj Leesplenksjke

Aap – Noot – Mies

Het eerste leesplankje is ontstaan rond 1894 en hoorde bij de leesmethode van M.B. Hoogeveen, die daarna ook het bekende aap-noot-mies plankje bedacht. Doel van het leesplankje was om kinderen het lezen en schrijven van de Nederlandse taal bij te brengen.

De grootste verandering ten opzichte van het taalonderwijs van toen, was dat de letters niet als meer zodanig benoemd moesten worden (dus Aa-Aa-Pé), maar dat de klank van de letters achter elkaar moest worden uitgesproken, waardoor kinderen veel sneller de link konden leggen tussen wat ze uitspraken en wat ze lazen (dus Aa-P). De tekeningen van de hand van Cornelis Jetses (ook de tekenaar van Ot & Sien) zorgden er eveneens voor dat de relatie tussen wat je zag en het bijbehorende woord makkelijk werd gelegd. Hoogeveen gebruikte voor zijn leesplankjes zogenaamde normaalwoorden: woorden die de belangrijkste klankzuivere letters of tweeklanken van het alfabet bevatten.

Keuzes

In plaats van het zoveelste decoratieve leesplankje te maken met grappige, specifieke woordjes, hebben de samenstellers van het Heëlesj Leësplenksjke ervoor gekozen de principes van het originele leesplankje zoveel mogelijk te handhaven. Dit is gedaan zodat niet-dialectsprekers of mensen die weliswaar dialect spreken, maar het niet of met moeite kunnen lezen (laat staan schrijven), de woorden makkelijk kunnen lezen. Conform de laatste spellingsafspraken van de Raod veur ’t Limburgs (opgesteld in samenwerking met Veldeke-Limburg en het Huis voor de Kunsten Limburg), is gezocht naar woorden die het rijke klankenpalet van het Heerlens weerspiegelen en die tevens typerend zijn voor het dialect. De kleurrijke tekeningen van één enkele illustrator, dus steeds in dezelfde stijl, zorgen voor een authentieke uitstraling, die uitnodigt voor daadwerkelijk gebruik.

Verantwoording

De woorden die gebruikt worden op het leësplenksjke zijn ‘normaalwoorden’; woorden die de belangrijkste klankzuivere letters of tweeklanken van het alfabet bevatten. De woorden zijn geselecteerd aan de hand van de volgende criteria:

  • Er moesten zoveel mogelijk verschillende klinkers (enkelvoudige én samengestelde, kort én lang)  (dus ook bijv. u en uu, a en aa, etc.) worden gebruikt;
  • Er moesten zoveel mogelijk verschillende medeklinkers en samenklanken  (dus ook sj, nk, tsj) worden gebruikt;
  • Er mochten alleen zelfstandige naamwoorden worden gebruikt (vanwege de bijbehorende afbeeldingen; de afbeelding moet duidelijk het woord verbeelden);
    De woorden moesten  één medeklinker (of samenklank) voor en één achter de klinker hebben;
  • De woorden moesten qua klank duidelijk verschillen van de Nederlandse vertaling. Waar passend en mogelijk is een typisch Heerlens woord gebruikt.

De q, x en y komen in het Heerlens niet voor. De au komt door toepassing van genoemde criteria niet voor in de woordselectie. De Nederlandse lange ij wordt in het Limburgs ie. Typisch voor de dialectsoort waar het Heerlens toe behoort (het Ripuarische overgangsdialect) is dat echter ook vaak de ei wordt gesproken en geschreven. Zo zegt men in Heerlen bei en hei, terwijl in Voerendaal, dat toch tegen Heerlen aanligt, alweer bie en hie wordt gezegd en geschreven. Dat onderstreept nog maar eens de plaatselijke variëteiten van de mooie Limburgse dialecten, zelfs op zo’n korte afstand. En, hoewel vlaai steeds verder oprukt in de Limburgse dialecten, is het in het Heerlens nog steeds vla (meervoud: vla’s), als het gaat om het bekende typisch Limburgse bakproduct ….

In de uitspraak van de klinkers speelt het verschil tussen stoten en slepen een rol. De woorden sjuuf, doef en piep worden met sleeptoon uitgesproken. Bij de spellingswijziging van 2003 is ervoor gekozen om de sleeptoon niet zichtbaar te maken in de spelling, dit om te voorkomen dat de lezer zich door een veelheid aan leestekens moet worstelen. Als u niet weet hoe de uu, de oe en de ie in de sleeptoonvariant klinken, vraag dan een moedertaalspreker in uw buurt om het voor te doen!

Een aantal klanken die wel voorkomen in het Heerlens, ontbreken op het leësplenksjke, zoals gk, ui, öä en andere. Deze ontbreken vanwege de beperkingen in de ruimte die het formaat van het leësplenksjke bood. Veldeke Krink Heële en umsjtrieëke is overigens van plan om in de toekomst uitbreidingen op de letterset en op de strips met woorden voor het leësplenksjke te gaan uitbrengen.