Het Hoes veur ’t Limburgs moet een bruisend trefpunt worden van taalactiviteiten, zegt ‘Verbinder’ Rob Benders

Als hij op een feestje is, moet hij vaak genoeg uitleggen wat zijn functie als ‘verbinder’ bij het Hoes veur ’t Limburgs nu precies voorstelt. Maar Rob Benders wordt niet moe te vertellen hoe enthousiast hij is over zijn werk en hoe die functie hem op het lijf geschreven is. En sinds zijn aantreden, nu bijna een jaar geleden, heeft hij de wind meegehad. Bij de politieke partijen in het provinciehuis is nog nooit zoveel overeenstemming gesignaleerd als het gaat om het belang van de Limburgse taal. Rob is dan ook optimistisch over de toekomst van het Hoes veur ’t Limburgs. Over een jaar of vijf moet het Hoes veur ’t Limburgs een bruisend trefpunt zijn voor iedereen die de Limburgse taal aan het hart gaat. Aan hem zal het niet liggen.

Wat doet een verbinder?

Een verbinder verbindt niet alleen organisaties en hun medewerkers met elkaar maar ook initiatieven en projecten. En dat geldt ook voor domeinen waar je in eerste instanties niet aan zou denken, ook buiten het taalveld. Rob geeft aan dat de vragen waarmee hij geconfronteerd werd vaak heel specifiek waren. Dat komt natuurlijk ook omdat veel organisaties en hun vrijwilligers al jaren met de materie bezig zijn. Maar evenzeer omdat er ook vragen bij waren die buiten het taalveld en zelfs buiten het veld van kunst en cultuur lagen. Daardoor is hij zin taak als verbinder wel breder gaan opvatten. Dat betekent dat hij zich soms als co-creator ziet, dat hij zich bezig houdt met domeinen als educatie en PR en Communicatie, die veel belangrijker blijken als hij een jaar geleden had kunnen denken.

Rob denkt niet dat zijn rol als verbinder iets tijdelijks is. Zeker nu niet want er zouden wel drie verbinders werk genoeg kunnen hebben bij de huidige ontwikkelingen. Maar ook in de toekomst denkt hij dat de rol van verbinder altijd nodig zal blijven omdat er zoveel wordt opgehaald en omdat de omstandigheden telkens veranderen: hoe zijn de politieke verhoudingen, hoeveel geld is er beschikbaar, wie is inzetbaar als vrijwilliger of professional? De mogelijkheden liggen voor het oprapen maar er moet wel iemand zijn die daar gebruik van maakt. Hij ziet zijn werk als geslaagd als hij in staat is geweest mensen bij elkaar te brengen die gezamenlijk aan de slag gaan met een plan of een nieuw initiatief, als hij ziet dat zijn adviezen tot gezamenlijke actie leiden. En dat is dan niet alleen zijn verdienste maar vooral die van degenen die ermee aan de slag gaan.

Geboren op de Tegelse hei

Rob Benders (51) is geboren in Tegelen, “Op de Tegelse hei”, zoals hij zegt. Zijn vrouw komt uit Ierland en ze hebben 4 kinderen, waarvan de oudste inmiddels de deur uit is. De meertaligheid was dus al bij voorbaat ingebakken in het huishouden. Zijn vrouw heeft zich het Nederlands eigen gemaakt en spreekt dat ook met de kinderen, Rob spreekt Tegels met hen en samen spreken ze of Engels of Nederlands. En dat niet alleen omdat wetenschappelijk bewezen is dat het goed is voor de ontwikkeling, zegt Rob: “Inmiddels zijn er een heleboel voordelen bekend om meertaligheid te introduceren, ook in de thuissituatie, maar wat vaak overgeslagen wordt is dat het ook gewoon heel erg leuk is. Je ziet kinderen schakelen, die vinden dat leuk, die zijn ook heel leergierig natuurlijk, die zijn benieuwd waarom een woord heel veel lijkt op een ander woord of juist niet; daar krijg je vragen over en ik denk dat ze daar alleen maar slimmer van worden.” Maar zoals het nog steeds gaat, zo gauw als je buitenkomt, op school of bij andere organisaties, dan is het de normaalste zaak van de wereld dat daar Nederlands gesproken wordt.

Na zijn studie kunst en cultuur in Nijmegen is Rob begonnen als jongerenwerker maar dan een die vooral bezig was met kunst en cultuur en die op dat gebied van alles organiseerde. Een jaar of vijftien geleden is hij voor zichzelf begonnen. Hij ontwikkelde lesmateriaal voor kunst- en cultuuronderwijs. Hij gaf gastlessen en workshops in klassen maar ook in musea en kunstcentra. Zo leerde hij de kracht maar ook de beperkingen kennen van taal en andere vormen van communicatie (beeldtaal, lichaamstaal) omdat hij ook veel werkte met mensen voor wie het Nederlands niet hun eigen taal was of ook omdat ze om medische redenen moeite hadden met taal.

Verbinden als beroep

Vanuit zijn werk in de cultuursector was Rob bekend met het Huis voor de Kunsten Limburg in Roermond en zo wist hij ook al gauw vaan de plannen om een Hoes veur ’t Limburgs op te richten. En toen de vacature voor een ‘verbinder’ voor dat Hoes bekend werd gemaakt, had hij meteen het idee dat die functie hem op het lijf geschreven was. Ook in zijn studie en zijn werk waren kunst en cultuur nooit een doel op zich geweest maar altijd een middel om andere doelen te bereiken. En een van die doelen was altijd het leggen van verbindingen tussen groepen mensen of projecten. Hij hoefde zich dan ook nauwelijks voor te bereiden op zijn sollicitatiegesprek bij ’t Hoes omdat hij al midden in de materie zat. En gelukkig voor hem viel het kwartje bij de selectie zijn kant op.

Rob heeft bij het Hoes te maken met een grote variëteit aan organisaties en verenigingen en is daar blij mee want dan hoeft hij niet alles zelf uit te vinden. “Er zijn al zoveel mensen, jong en oud, verspreid binnen de hele provincie die zich op een of andere manier met taal bezig houden, daar kan ik op de eerste plaats veel van leren, die hebben vaak al heel wat op hun palmares, en ik maak ook gebruik van het netwerk van al die mensen.” Maar hij bedenkt ook wat voor organisaties hij nog niet bereikt, wie kan hij nog meer bij het Hoes betrekken. En van alle partijen  die hij tot nu toe ontmoet heeft, krijgt hij alle medewerking.

Thuis bij het Huis voor de Kunsten

Met het Huis voor de Kunsten Limburg zit hij als verbinder onder één dak en dat maakt het voor hem gemakkelijk terug te vallen op een stel collega’s die zich binnen het Huis met taal bezig houden. Wekelijks zit hij bij het overleg van het Taalteam en dan komen ook heel praktische zaken aan de orde zoals het formuleren van een tekst of het doorgeven van een telefoonnummer. Maar ook het voorbespreken van afspraken die Rob heeft met personen of instanties waar het Huis al langer mee optrekt. En daarna kan hij ook terugkoppelen wat hij gehoord heeft of te weten is gekomen. Dat maakt het werken een stuk gemakkelijker. Want als  verbinder vraagt hij zich na zo’n overleg altijd af: wat is de vraag en hoe ik die kan koppelen aan andere contacten die ik gehad heb? Ook als die contacten buiten het taalveld liggen want je kunt veel van elkaar leren en het gaat erom alle neuzen dezelfde kant uit te krijgen.

Beeld van Veldeke

Zijn beeld van Veldeke is door zijn werk als verbinder wel veranderd. Hij had eerst de indruk dat Veldeke vooral bestond uit een aantal eilandjes die op lokaal niveau vooral bezig waren met hun eigen dialect. Voor een deel is dat natuurlijk ook zo maar Rob is er ook achter gekomen dat er nog veel meer gebeurt en dat de rol van het provinciaal bestuur bij het uitzetten van de lijnen en het nemen van initiatieven belangrijker is dan hij aanvankelijk dacht. Als voorbeeld noemt hij de declamatiewedstrijd, waaraan hij met zijn eigen kinderen heeft deelgenomen. In het algemeen is hij positief over het vele werk dat door de vrijwilligers van Veldeke verzet wordt, bijvoorbeeld bij het verzorgen van vertalingen in het Limburgs. Daar krijgt hij zelf ook energie van.

Erkenning Europees handvest Deel III

In de Provinciale Staten is nu een beweging op gang gekomen om te streven naar de erkenning van de Limburgse taal conform het Europees Handvest Deel III, zoals het Fries die status al heeft en recentelijk ook het Papiamento die heeft verkregen. Rob denkt dat het verstandig is om eerst het Hoes veur ´t Limburgs eens goed op de rails te krijgen voordat we veel energie gaan steken in die erkenning. “Als ik zie dat we achter de schermen nog volop aan het timmeren zijn, ook aan de bewustwording, de rechtsvorm voor elkaar krijgen. Het fundament voor het Hoes is nu het allerbelangrijkste. Maar stel me die vraag over een jaar nog eens en dan denk ik dat ik daar anders over denk.”

Rob was wel positief verrast over het symposium dat laatst in het Provinciehuis gehouden is. En dan vooral over het aantal deelnemers en de variëteit aan organisaties die daar vertegenwoordigd waren. Hij heeft daar dan ook dankbaar gebruik van gemaakt om de mensen achter al die organisaties persoonlijk te leren kennen. En wat vooral positief was om te ervaren, was dat alle neuzen dezelfde kant uit stonden als het om de toekomst van de Limburgse taal gaat. Het liefst zou Rob dan ook zien dat zo’n symposium een vervolg krijgt door een aantal thema’s verder uit te werken, zoals de taal in de zorg, in het onderwijs enz. Er moet in ieder geval een vervolg aan gegeven worden maar voorlopig hebben we nu wel een ijkpunt.

Hoes veur ’t Limburgs krijgt gestalte

Het Hoes veur ’t Limburgs krijgt langzaamaan gestalte. De besprekingen over de organisatiestructuur wijzen nu heel duidelijk in de richting van een coöperatie, een werkgroep is bezig de statuten daarvoor te ontwerpen, de verhuizing naar het Weerstandsgebouw in Roermond staat gepland voor mei van dit jaar, de website van het Hoes is recentelijk live gegaan en daar komen naar het zeggen van Rob heel positieve reacties op binnen, en binnenkort zal de introductiecampagne voor een breed publiek van start gaan. Rob ziet in de website en de social media ook mogelijkheden om duidelijk te maken waaruit zijn werk als verbinder bestaat. Hij kan daarop aangeven waar hij geweest is, met wie hij contact heeft gehad en wat dat heeft opgeleverd. Hij gaat ook blogs maken om zichzelf en andere mensen uit het veld te presenteren aan iedereen die daarin geïnteresseerd is. Want nu weten zijn collega’s bij het Huis voor de Kunsten wel wat hij allemaal doet, maar dat moet ook bekend worden gemaakt aan de buitenwereld. En dat geldt ook voor met wie hij contact heeft, waarbij altijd voorop staat dat wat hij daarover vertelt bij iedereen tot de bewustwording moet leiden van wat het belang en de mogelijkheden van de Limburgse taal zijn.

Een bruisend trefpunt zonder slagbomen en pasjes

Op de vraag waar het Hoes veur ’t Limburgs over een jaar of vijf moet staan, zegt Rob dat het op de eerste plaats een ‘vindplek’ moet zijn, dat de mensen daar terecht kunnen, dat daar een archief is in de vorm van een bibliotheek die men kan gebruiken voor het maken van een scriptie of een spreekbeurt. En dat het Hoes dan een bruisende plek is waar mensen elkaar kunnen treffen, en dan zonder slagbomen en de pasjes die nu nodig zijn aan de huidige locatie aan de Steegstraat, waar ook nog eens om half zeven het licht uit gaat. En dat men daar ook kan vergaderen met zijn vereniging of coöperatie. Daarnaast zal het Hoes ook exposities kunnen faciliteren of muziekvoorstellingen. Maar vooral dat de organisaties die in het Hoes participeren dat ook als een trefpunt gaan zien waar men elkaar ontmoet en waar men kan samenwerken. En hoe meer mensen zich met dat Hoes gaat bemoeien, des te liever is het Rob. Hij hoopt met andere woorden toch stiekem op een soort cultureel centrum waar taal de rode lijn is waarlangs van alles gebeurt wat hij nu nog niet kan bedenken.

De gewone Limburger

Zijn werk als verbinder concentreert zich vooralsnog op de verenigingen en organisaties die zich met taal en cultuur bezig houden. Maar uiteindelijk zal het erom gaan de verbinding te leggen met “de gewone Limburger” die niet al gepreoccupeerd is met de taal. Dat betekent in zijn ogen op de eerste plaats dat hij aan die gewone Limburger duidelijk moet zien te maken waar al die taalvrijwilligers mee bezig zijn en waarom dat van belang is. Dat wat bijvoorbeeld op een peuterspeelzaal goed functioneert ook op andere plaatsen bekend is en navolging kan krijgen. En dat het de normaalste zaak van de wereld is dat het dialect wordt ingezet en gebruikt. Om daaraan bekendheid te geven zal hij ook de regionale media erbij willen betrekken. En dan gaat het toch vooral om bewustmaking. Als je met sport en beweging bezig bent, dan hoef te eigenlijk niet uit te leggen waarom dat belangrijk is. Maar als het over taal gaat is dat nu nog een heel ander verhaal. Je moet nog altijd uitleggen wat er mogelijk is, niet alleen binnen Veldeke en niet alleen in de bibliotheek maar ook op heel wat andere plaatsen.

Geschreven Limburgs

Als parttime kunstenaar is Rob veel bezig met collages en daarbij nemen teksten vaak een centrale plaats in. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij een lans breekt voor het geschreven Limburgs. Er wordt wel gezegd dat Limburgs vooral een spreektaal is en dat het niet zo nodig is om aandacht te besteden aan schrijven en lezen in het Limburgs. Daar is Rob het niet mee eens. Hij vindt het even belangrijk dat iemand op een andere manier kennis kan nemen van een taal, zoals in beeld of schrift. Alleen op die manier kun je iets vertellen over je eigen of iemand anders zijn identiteit. In dat verband ziet hij het als een positief teken dat de Limburgse taal steeds vaker wordt opgepakt door de media. En dat zowel in de regionale radio- en televisie als ook in de geschreven pers er meer aandacht komt voor het dialect. Maar hij ziet ook wel dat die aandacht vaak afhankelijk is van een paar mensen en ook van wat er aan ander nieuws voorbij komt. “In de pruimentijd krijg je bij wijze van spreken drie pagina’s toebedeeld maar als het wat drukker is mag je blij zijn dat je in de agenda genoemd wordt.” Rob wil zich sterk maken om daar vanaf te komen. Daar is nog heel wat te halen.

Maastricht, februari 2024
Bèr Brounts