Taaldiversiteit in Nederland

In het wetenschappelijke tijdschrift “Taal en Tongval” (volume 74, nummer 1) verscheen onlangs een uitgebreid artikel van de hand van Leonie Cornips en Hans Schmeets over taaldiversiteit in Nederland. Daaruit blijkt dat bij ruim driekwart meestal thuis in het Nederlands wordt gecommuniceerd. Bij 25% domineert thuis dus niet het Nederlands: 8,2% spreekt thuis het meest een andere taal; 10,2 procent spreekt het meest een regionale taal (4,8% Nedersaksisch; 3,4% Limburgs, 2,0% Fries), en 5,3% een ander dialect.

Die cijfers zijn uitgedrukt op de gehele Nederlandse bevolking van 15 jaar en ouder. Het Nedersaksisch bestrijkt het grootste gebied en wordt gesproken in (delen van) de provincies Groningen, Drenthe, Overijsel, Gelderland en Friesland. Daardoor is dat in Nederland de meest gesproken regionale taal (4,8%). Wanneer we echter per provincie gaan kijken dan wordt de Limburgse taal relatief het meest gesproken (bijna 80%) tegenover iets meer dan 50% in delen waar Nedersaksisch de dominante regionale taal is. En ook het Fries wordt door niet veel meer dan 50% van de inwoners van die provincie gesproken.

Limburgs en Fries meest verankerd

Als er thuis in een dialect of een regionale taal wordt gecommuniceerd, dan gebeurt dat vaak ook op andere plekken zoals op school of in de werksituatie, in de woonplaats, en bij officieel instanties. Dat geldt echter veel sterker voor het Fries en het Limburgs dan voor het Nedersaksisch en andere dialecten. Dit betekent dat in Friesland en in Limburg het Fries en het Limburgs sterker verankerd zijn in de publieke ruimte van de samenleving dan het Nedersaksisch en de dialecten die veelal in Noord-Brabant en Zeeland gesproken worden.

Variatie naar opleiding en leeftijd

Ook de relatie met opleiding verschilt tussen de drie regionale talen: waar het thuis communiceren in het Nedersaksisch sterk afneemt naarmate de opleiding hoger is, is deze variatie bij het Fries en vooral het Limburgs veel geringer. Dit komt overeen met de recente studie van Veldeke in Limburg. Zowel het Fries als het Limburgs zijn dus minder gerelateerd aan opleidingsniveau.

Leeftijd is doorgaans weinig onderscheidend bij de in het artikel onderscheiden thuistalen. Duidelijke uitzonderingen zijn het Nedersaksisch en het Limburgs: beide regionale talen worden thuis vaker door ouderen dan door jongeren gesproken.

Voor wie geïnteresseerd is in alle details van de onderzoeken naar taaldiversiteit in Nederland, kan hier klikken voor de volledige tekst van het artikel.