Veldeke op weg naar 2026
In 2026 bestaat dialectvereniging Veldeke 100 jaar. Omdat we tegen die tijd niet achter de geraniums zillen zitten, is een aantal bestuurders en deskundige buitenstaanders op 4 januari bij elkaar geweest in de ECI Cultuurfabriek in Roermond om een hele dag te brainstormen over de toekomst van Veldeke. Tijdens de discussie is heel wat overhoop gehaald. We wachten nog op het verslag van de dagvoorzitter, Martijn Kagenaar van bureau Zuiderlicht, maar willen u toch alvast wat voorzichtige conclusies aanbieden. Bedenk wel: het zijn persoonlijke conclusies van een van de deelnemers. “Ohne Gewähr”, zegt men dan Duitsland.
Ambities van een bijna honderdjarige
Aan ambities bestaat bij Veldeke geen gebrek. De vereniging zal, als we de deelnemers aan de discussie mogen geloven, in 2026 meer dan nu het aanspreekpunt zijn voor alle vragen die over de Limburgse taal gesteld worden. De condities daarvoor zijn gunstig: Veldeke is met zijn lokale kringen van Noord tot Zuid stevig geworteld in de verschillende regio’s van de provincie. Veldeke heeft ook de expertise en de kennis in huis om die vragen over de Limburgse taal naar behoren te kunnen beantwoorden.
Maar er zijn ook omstandigheden waardoor die ambities gefrustreerd zouden kunnen worden. Veldeke heeft bij sommige mensen de naam dat wij alles beter weten, dat wij arrogant zijn. Veldeke kampt ook met een probleem waar veel verenigingen – en niet alleen in Limburg – mee te maken hebben: het ledenbestand vergrijst waardoor de aansluiting bij de jongere generaties verloren dreigt te gaan. En de lokale kringen waaruit Veldeke is opgebouwd hebben de neiging om veel op zichzelf te doen waardoor het moeilijk is een gezamenlijke vuist te maken bij het realiseren van plannen op provinciaal niveau.
Is Veldeke arrogant?
Dat imago dat Veldeke arrogant is komt naar het zich laat aanzien vooral voort uit de debatten over de correcte spelling van het Limburgs. In het verleden heeft Veldeke zich vaak gemanifesteerd als scherprechter bij het attenderen op wat schrijvers in het Limkburgs allemaal niet volgens de spellingregels deden. Nogal wat schrijvers in het Limkburgs voelden zich daardoor in hun eer aangetast. Toch is die reactie niet helemaal terecht. In de spellingregels van Veldeke staat uitdrukkelijk dat we bij het hanteren van die regels “streng voor onszelf en soepel voor anderen” zullen zijn.
Als dat niet altijd gelukt is mogen we ons dat zelf aanrekenen. Maar het uitgangspunt is goed te rechtvaardigen. Het is van meer belang dát er in het Limburgs geschreven wordt dan dan dat helemaal precies volgens de regels gebeurt. Beter verkeerd geschreven dan helemaal niet geschreven. Van de andere kant: als een taal zichzelf serieus neemt zal ergens moeten vastliggen hoe ze geschreven dient te worden. Zonder dat kan na verloop van tijd niemand meer lezen wat een ander geschreven heeft.
Het Calimero effect
Een thema dat regelmatig de kop opstak tijdens de discussies over de toekomst van de Limburgse taal was het bekende Calimero effect. Limburgers zouden geneigd zijn zichzelf en daarmee ook hun taal als minderwaardig te beschouwen in vergelijking met wat uit Holland komt en in Holland gesproken wordt. Dat leidt er onder meer toe dat Limburgse ouders hun kinderen liever in het Nederlands opvoeden dan in het Limburgs, ook al spreken ze zelf wel ”plat” met elkaar. Er is inmiddels wetenschappelijk onderzoek in overvloed waarmee kan worden aangetoond dat kinderen die met het Limburgs opgroeien eerder een voorsprong dan een achterstand hebben tegenover kinderen die enkel Nederlands leren spreken. En nog los van de wetenschappelijke inzichten: waarom zou het leren van een vreemde taal als Engels of Duits wél gunstig zijn voor iemands ontwikkeling en de Limburgse taal niet.
De deelnemers aan de discussie waren het er helemaal over eens: er is geen enkele reden om de Limburgse taal als minderwaardig te beschouwen. En gelukkig hebben we het gevoel dat ook steeds meer mensen in Limburg die opvatting zijn toegedaan. Maar toch: als op het eind van de dag gevraagd wordt wat de meest urgente punten zijn die Veldeke de komende jaren, op weg naar zijn 100-jarig bestaan, zou moeten aanpakken, daan staat het imago van de Limburgse taal met stip bovenaan. Al was het maar om te voorkomen dat de kinderen op de peuterspeelzalen in onze provincie van hogerhand verplicht worden om Nederlands te praten en hun moedertaal te verloochenen. Al was het maar om ervoor te zorgen dat in de Limburgse media (we noemen geen namen) het Limburgs op zijn waarde geschat wordt en niet wordt afgedaan als iets voor hobbyisten.
Veldeke van buiten bekeken
De voorzitter Martijn Kagenaar had voor de discussies over de toekomst van Veldeke ook een paar externe deskundigen uitgenodigd om ons te laten zien hoe van buiten tegen Veldeke en de Limburgse taal wordt aangekeken. De eerste die zijn opwachting maakte was muzikant Bart Storcken. Hij is geboren in Geleen en woont in Heerlen en zingt ook in het Limburgs omdat hij zo voor zijn gevoel korter bij zichzelf kan komen. Zowel de muziek als het dialect zijn instrumenten om korter bij je emoties en bij die van je luisteraars te komen en vooral de combinatie van die twee (muziek én dialect) levert bijzondere resultaten op. Het is dan ook niet voor niets dat in de muziek de Limburgse taal over aandacht niet vte klagen heeft. Datzelfde geldt voor carnaval, ook zo’n evenement dat Limburgers aan het hart gaat en waarbij de Limburgse taal onmisbaar is. Om dat te bewijzen neemt Bart zijn accordeon ter hand en laat de hele vergadering meezingen met “As de sterre dao baove straole” en natuurlijk met het Limburgs volkslied (in het dialect gezongen!).
De tweede externe deskundige die aan de tand wordt gevoeld is Liesbeth Heyman. Zij werkt in het onderwijs en houdt zich daar met name bezig met het ontwikkelen van digitale lesmiddelen. Als voorbeeld heeft ze een app gemaakt waarmee schoolkinderen geleerd zou kunnen worden om Limburgse woorden te herkennen en te schrijven. Zij realiseert zich ook dat het Limburgs in het onderwijs geen prioriteit heeft omdat de reguliere lesprogramma’s allemaal in het Nederlands gegeven worden. Maar ze ziet wel mogelijkheden om eductieve projecten over de Limburgse taal vanuit het cultuurbudget van de scholen te introduceren. Ze kan zich voorstellen dat wij ZZP’ers opdracht geven om digitale programma’s te schrijven die in dat kader kunnen worden ingezet.
Daarna komt ook Marlijn Huntjens zijn verhaal aan de vergadering vertellen. Hij is taal- en literatuurconsulent bij het Huis voor de Kunsten Limburg en in die hoedanigheid betrokken bij het Letterkundig Centrum Limburg. Hij adviseert ons om vooral te redeneren vanuit de mogelijkheden en niet vanuit de problemen. In plaats van te klagen dat er te weinig geschreven wordt in het Limburgs zouden we ons sterk moeten maken om het zichtbaar maken van wat wél geschreven wordt, bijvoorbeeld door gedichten in de openbare ruimte te laten zien. Hij ziet dan ook meer perspectief in het bevorderen van de Limburgse taal dan in het behouden ervan. Ter vergelijking gebruikt hij het omgaan met bloemen: die zetten we in een vaas omdat we ze mooi vinden en niet alleen om dat we willen voorkomen dat ze verwelken.
De vierde getuige deskundige was Ronald Colée, journalist van het Leefkatern van dagblad De Limburger en in die functie opvolger van Guus Urlings, die zich altijd sterk heeft gemaakt voor het Limburgs bij de krant. Hij krijgt nogal wat vragen voor zijn kiezen van deelnemers die vinden dat De Limburger zich te weinig gelegen laat liggen aan de Limburgse taal, terwijl het toch de enige Limburgse krant is. Ronald erkent dat de krant wat dat betreft in een spagaat zit van enerzijds begrijpelijk zijn voor iedereen – en dus ook voor degenen die geen dialect lezen – en anderzijds de dialectsprekers onder de lezers te vriend houden. Hij geeft aan zich met alle plezier te willen inzetten voor de Limburgse taal bij zijn werkgever maar is ook afhankelijk van goede ideeën om die taal te presenteren. En hoeft het niet altijd over zoervleis en vlaai te gaan. Dat is dus een oproep aan Veldeke om niet te zitten wachten tot De Limburger aandacht besteedt aan het dialect maar zelf met plannen en voorstellen te komen.
En als vijfde en laatste was Bas Vissers aan de beurt om zijn licht te laten schijnen over Veldeke en onze taal. Bas is eigenlijk geen buitenstaander meer want hij is sinds kort lid van het bestuur van Veldeke Venlo. Maar vanuit zijn werk in het onderwijs heeft hij toch een bijzondere kijk op de Limburgse taal. Dat het dialect hem interesseert mag duidelijk worden uit het feit dat hij onlangs nog een prachtig boek heeft uitgegeven met uitleg en verklaring van 100 typisch Venlose woorden. Hij wil de plannen voor Veldeke vooral dicht bij de grond houden. Geen onrealistische panorama’s die gaan lijken op het onafhankelijk verklaren van Limburg. En niet als een schoolmeester rond lopen waardoor de mensen je liever zien gaan dan komen, maar vooral het plezier in de taal propageren. Want daar draait het uiteindelijk om.
Plezier in de Limburgse taal
Dat plezier in de Limburgse taal is aan het eind van de dag ook een van de thema’s die – naast de aandacht voor de beeldvorming over het Limburgs – de meeste temmen krijgt bij het aangeven van prioriteiten. Aandacht voor het Limburgs in het onderwijs, vanaf de peuterspeelzalen tot en met de middelbare school, staat als derde genoteerd. Maar daarnaast zijn er ook nog een aantal overkoepelende onderwerpen die door de deelnemers naar voren worden gebracht, zoals:
- Het propageren van het geschreven Limburgs in al zijn verschijningsvormen (proza, poëzie, journalistiek, wetenschap enz.).
- Het professionaliseren van de organisatiestructuur van alle instellingen die zich met de Limburgse taal bezig houden.
- Het digitaliseren en “smart” maken van de Limburgse taal en het creëren van een database voor het opzoeken, toepassen en onderzoeken van Limburgse teksten.
Genoeg te doen voor 2026. We wachten de conclusies en aanbevelingen van dagvoorzitter Martijn Kagenaar met veel belangstelling af voordat we tot actie overgaan.
Maastricht, januari 2019
Bèr Brounts