Lidioom: Aliksen loot Bolmikolke

Limburgse achternamen. Ik laat de vraag: wat zijn dat precies, graag aan me voorbijgaan, want ik heb maar één doel hiermee: wat kunnen schrijvers met die namen? Juist: die Lust am Text.

In de top-tien van achternamen in de provincie Limburg staan twee wat ik noem Lidiomatische namen, namelijk Schreurs en Smeets. Limburgs? Niet de spelling: een SJ werd niet genoteerd. Smeets is de Limburgse variant van Smits, een beroepsnaam dus die we uitspreken als Sjmeets. Kleine vraag: moet via de naam Smeets het woord sjmeed blijven bestaan? Zo ja, waarom? Hoeveel leerlingen van 6 vwo hebben ooit een smid aan het werk gezien? Pas op: we hebben nog zilversmeden, die vaak snode plannen beramen, sorry: smeden.

Schreurs is nog problematischer. Er zullen niet veel mensen zijn die weten wat een schreur is. Klopt: kleermaker. De winnende buut dit jaar had de naam: Frits Rits der kleermaker. Tweewerf schande.  Was die lolmaker als snieder opgetrden, dat had er nog mee door gekund.

Anders gezegd (zijspoor zoveel): waartoe dienen die duizenden en duizenden woorden uit het WLD (Woordenboek van de Limburgse Dialecten) die verwijzen naar het gereedschap van boeren en handwerkslieden die niemand meer kent – het gereedschap niet, noch de woorden. Ik heb wel eens verzucht: bij de Mannschaft, daar zijn onze authentieke namen wél bewaard: Schuster, Schneider, Schröder; voor de bridgers: dat zijn beroemde Duitse voetballers.

Terug op de weg kwam bij me op dat men voor verhalen best dat soort verhalen verzinnen mag. Daar gaan we: Sjrienemaekers (timmerman),  Sjroepsjtäöker, Teechelbecker (steenbakker), Törfsjtaekers, Vlaaymans. Zelf andere namen verzinnen a.u.b…

…dan kan ik verder gaan met verzonnen bezigheidsnamen: Douvemilkers, Hoonderveutjes, Koelpietersze, Mujerbaeks (bijna niet te vertalen, hier is mujere ‘moeren’, met een stok roeren in de modder/bodem van een beek), Beerkes (Bierkens), Puynbours (Kweekboers). Onzin? Ach, misschien zou een hele rij van deze namen aardig zijn om te lezen; namen van mensen die al veertig jaar in de bak WZW zitten: Wij Zoeken Werk.

Nieuwe zijweg. Ik moet vaak minutenlang nadenken voor ik de naam van een bekende weer weet. De beroemdste achternamen uit de vaderlandse letterkunde echter, daarvan kon ik de meeste binnen de minuut opdreunen: Bolmikolke, Kiekertak, Klotterbooke, Nittikson, Peert, Punselie, Surdie Finnis, Taas Daamde, Ten Hompel en de brutaalste: Van der Karbargenbok. Die staan in de roman Bint van F. Bordewijk (verschenen in 1934); het zijn namen van leerlingen uit  klas 4D ofwel de Hel.

Zover ik weet heeft nooit iemand iets dergelijks gedaan. Waarom evenwel niet van die minder gekke ‘Limburgse’ namen verzinnen? Ik denk dan aan Aliksen (alik is vooral ‘heel’, niet stuk) Daabs (beetje gestoord); dat vind ik een sterke: Tienes Daabs, ruwe vent die burgemeester Coba Vrengs in de Maas duwde – ja, ook goed gevonden, dat vrengs: bars, nors, arrogant.

Reageren? redactie@veldeke.net of veldgewas@home.nl

 

Lidioom is onze rubriek over het eigene van de Limburgse taal. Alle voorgaande afleveringen zijn terug te vinden in ons archief.