Lidioom: Bodem vol kruipgoed

Eventjes wat meer over het begrip bodem, over het onderste deel dus van zaken waar iets in kan, zoals glazen, dozen, kisten, kuilen, en ook Moeder Maas heeft een  bodem. Plus een broek; die ‘bodem’ bevindt zich echter niet ergens beneden: het is dat deel dat het achterwerk bedekt. Hae kreeg eine nuje baom in de bóks gezat betekent: een stuk stof of leer in de versleten broek genaaid.

Kunnen Limburgse schrijvers hier nog wat mee? Niet veel. Materiaal is wel: hae haet zich de baom oet de bóks geloupe, het zitvlak uit de broek gelopen of: alles geprobeerd wat hij kon. Wie weet is zo het woord bóksebaom voor ‘achterwerk’ ontstaan. Een voorbeeld: daen dougenieks kreeg ze duchtig op ziene (bókse)baom (die deugniet kreeg een flink pak rammel). Verder: ze zien dem duchtig aan de baom gegange: ze hebben hem stevig te pakken gehad. Letterlijk: aan de bodem gegaan.

Toch niet al zijn flessen leeg gedronken? Nee. Ik wijs wel even op een gebruik van ‘bodem’ dat niet zo Limburgs lijkt, namelijk: bodempje in een glas drank; ze drónk zich det bäömke wien nag oet lijkt me wat jufferig. Ik pleit hier voor kletske (kleine hoeveelheid, restje, overblijfsel, verkleinwoord van klats) – of is dat wat te banaal voor wijn? Goed: hoeveel gebooms kunnen we gebruiken? Ik verzamelde nog: hae haet geine baom mie in de bóks, ofwel: is straatarm (geworden). Het woordenboek van Sittard heeft een mooi gezegde voor een broek die nu weer hip schijnt te zijn bij jongeren: eine kilo baom en ein óns vót.

Bäöme, ‘bomen’ dus, heeft andere betekenissen dan in de standaardtaal, zoals: heel hard slaan (aframmelen), (de bal) snoeihard schieten; daarvoor wordt ook gebruikt: knoere, kneure. Een andere betekenis van bäöme: scheten laten. En de grote kerkklok, die bäömp ook. Iemand met principes mag men baomvas noemen (bodemvast, vast als de bodem van een laten we zeggen grote pan). Tot slot: wie wat bladert in Limburgse woordenboeken, kan het woord kroepgood ontdekken. Hoe zullen we dat vertalen? Juist: kruipgoed, anders gezegd: (planten als) bodembedekker.

 

Dit is de achtste aflevering van Lidioom, een wekelijkse rubriek over het eigene van de Limburgse taal. Eerdere afleveringen kunt u hier terugvinden.